Het is drie uur ’s nachts, donker en koud, de wind giert over het dek. Er is geen maan en de sterren zijn verscholen achter wolken. Op het klotsen van de golven na is het helemaal stil aan boord. Op één plek na: bij het roer zit een groepje van vier of vijf man wacht te houden. Alle zeilen staan mooi, dus er is weinig te doen voor de wacht. Op dit soort momenten komt er altijd een verhaal naar boven. Het is een verhaal dat al jarenlang rondgaat op de Regina Maris…
Dit verhaal zorgt ervoor dat het checken van de machinekamer, wat elk kwartier gedaan moet worden, met veel tegenzin gebeurt. Elk kwartier moet er iemand afdalen in het donkere gat, drie smalle trappetjes af, naar een kleine benauwde ruimte waar de motor staat te brullen. De persoon kijkt snel om zich heen of alles goed is, checkt de watermaker en schiet dan weer naar boven zodat hij niet gepakt wordt door: het Meisje…
Voor iedereen die het verhaal niet kent, zal ik het even vertellen. Het was de allereerste School at Sea. De groep was leuk en ze hadden het altijd gezellig met elkaar, maar één meisje viel er een beetje buiten. Ze was nogal stil, ze had zwarte lange haren en viel eigenlijk niet zo op. Net als nu moest de machinekamer elk kwartier gecheckt worden en het meisje ging naar beneden. Haar wacht vergat dat ze er was en toen het ging regenen, deden ze het luik van de machinekamer dicht. Drie uur later ging het luik weer open, maar het meisje was verdwenen… Nu dwaalt haar geest daar rond en als je onder de motor kijkt, kun je soms een flits van haar zwarte haren zien. Af en toe hoor je haar zachtjes lachen als je beneden bent. Dan weet je dat je moet maken dat je wegkomt uit de machinekamer of ze houdt je daar voor altijd vast.
MOOR