We hebben een excursie, een uitwisseling, een paar uur vrije tijd; hartstikke leuk allemaal. Iedereen is enthousiast, iedereen werkt mee en het is een en al gezelligheid. Dan, aan het einde van de de dag als het programma voorbij is, vang je achter je een gesprek op:
“Ik zou nu wel naar huis willen”, hoor je iemand zeggen.
“Naar huis? Waarom naar huis?”
“Nee, ik bedoel het schip, dat thuis.”
Je begint het steeds vaker te horen.
“Ik wil naar huis.”
“Welk huis bedoel je?”
“Het schip huis natuurlijk!”
Maar soms je hoor je iets anders:
“Ik zou nu wel even naar huis willen.”
“Welk huis?”
“Mijn echte thuis.”
MAARTJE