De beklimming van de Teide en reflectie van de onderwijscoördinator Pascal

17-11-2020 | 2020 - 2021 (virtueel)

Een vast onderdeel van het programma op Tenerife is de beklimming van de Teide, de hoogste berg van Spanje. Niet alleen mooi, maar ook een echte prestatie voor de deelnemers aan School at Sea. Onder begeleiding van een aantal docenten gaat de gehele groep er vroeg in de ochtend op uit. Het eerste deel met de bus en het tweede, zwaardere deel, te voet.

Het leven van de “Sas’er” is tot nu toe opgedeeld in groepjes. Wachtlopen gebeurt in een groep van 4 of 5 jongeren. De keukendienst is een groepje van 3 jongeren. Op schooldagen zitten ze met een groep van 18 te studeren. Het beklimmen van de Teide is de eerste opdracht die de gehele groep tegelijk doet. Hier moeten zij samen de top zien te behalen. Goede lopers nemen tassen over van de minder goede lopers. Waterflessen worden gedeeld en snoepgoed is opeens van iedereen. Of eerst van je beste vriend/vriendin, daarna van iedereen?

Aan boord gaat het er anders aan toe. De bemanning blijft achter om wat onderhoud te kunnen doen. De eerste weken zitten erop. Het weer wordt al beter en is ideaal voor wat lak- en schilderwerk. Tenerife is de laatste stop waar nog gemakkelijk de laatste onderdelen aan boord gebracht kunnen worden. Dit is ook de laatste haven waar de nautische bemanning ’s avonds in z’n geheel van boord kan. Hierna komen vooral bestemmingen met ankerwacht en dus tenminste één en liefst twee bemanningsleden te allen tijde aan boord. Dat duurt tot Bermuda.

Voor iedereen is dit ook waar het eerste deel van de reflectie echt begint. SaS’ers en teamleden vragen zich af: waar ben ik aan begonnen? Wat vind ik er nu eigenlijk van? Ben ik dat aan het doen, wat ik wilde doen? En ga zo maar door.

Hoe de onderwijscoördinator de eerste weken beleeft leest u hieronder. Een mooie reflectie op basis van vele jaren School at Sea van Pascal:

Inslingeren met Excel

In de eerste weken moet iedereen zijn plekje vinden aan boord. Leerlingen en teamleden: iedereen moet wennen aan zijn nieuwe ‘(t)huis-weg-van-huis’. Intussen legt de nautische bemanning de laatste hand aan het schip, maakt Micko de digitale infrastructuur in de salon in orde (‘Heeft mijn laptop toegang tot de server?’ en: ‘Zal ik de reservelaptops maar in mijn hut leggen?’) en stelt Peter de internetbol in (‘Weet je zeker dat we nu toegang hebben tot alle benodigde satellieten?’). Alles moet immers in orde zijn voor het ‘echte vertrek’, want zodra de Thalassa door de sluis van IJmuiden is, moeten we het doen met wat we aan boord hebben. ‘Even naar de winkel’, ‘even iemand bellen om wat te vragen’ of ‘even snel iets Googlen’ zitten er dan niet meer in.

 

Hetzelfde geldt voor het schoolwerk: dat moet vooraf met alle betrokkenen goed zijn afgestemd. Hierin voorziet het zogeheten ‘toetsenoverzicht’. Deze Excelsheet geeft per vak zo nauwkeurig mogelijk weer welke toetsen en opdrachten een leerling onderweg  moet doen en welke leerstof verwerkt dient te zijn bij terugkomst op de eigen school. Het bijhouden van de toetsenoverzichten is een van de schone taken van de onderwijscoördinator aan boord. Ofwel: dat was mijn taak de afgelopen jaren. Zoals bij veel dingen is ook hier een goed begin het halve werk. Een helder toetsenoverzicht helpt om leerlingen achter hun veren te zitten over hun studievoortgang  (zowel qua tempo als qua resultaten) en om de contactpersonen van de scholen en de ouders hiervan op de hoogte te houden (via de tergend trage satellietinternetverbinding).

 

De eerste weken stonden voor mij als onderwijscoördinator dan ook voornamelijk in het teken van het op orde brengen van de administratie. Terwijl de leerlingen tijdens hun sailtraining voor het eerst de mast in klommen, schoonde ik de zevenendertig Excelsheets op die ze hadden aangeleverd (enige uniformiteit aanbrengen in de toetsenoverzichten helpt enorm op de lange termijn). Terwijl enkele leerlingen zich vrijwillig opwierpen voor een keukendienst, draaide mijn arme printer overuren met het afdrukken van digitaal aangeleverde toetsen (een veelvoud van zevenendertig). Terwijl leerlingen en docenten aan dek groen zagen van de zeeziekte en de zee geel kleurden met geregurgiteerde pompoensoep, ergerde ik me benedendeks groen en geel bij het inventariseren van de toetsen (‘Hier staat havo boven, maar de leerling zit op vwo’, ‘Wiskunde B H6 en 7? Deze leerling heeft een CM-profiel met wiskunde A en alleen toetsen over H3, 4, 5 en 9’, ‘Ehm, om welk vak gaat het hier überhaupt?’).

 

Je zou me overigens een van de ‘lucky few’ kunnen noemen. Zeeziekte lijkt een beetje volgens de 80-20-verdeling te werken: 10% van de mensen heeft nergens last van, 80% heeft de eerste dagen op zee wat moeite en moet gewoon even inslingeren en 10% ondervindt ernstige hinder tijdens elk stuk varen. Ik behoor tot de eerste 10%, wat betekent dat ik me direct na het vertrek comfortabel in mijn kantoortje (lees: bankje met bureautje, laptop en printer) nestelde, inclusief blauw dekentje en zwarte koffie in mijn RVS-SaS-mok. Op de trap naast me zag ik mensen droog omhoog gaan naar hun wacht en na een uur of drie weer nat omlaag komen. Sommigen misten daarbij de trap in zijn geheel, als ze even vergaten dat ze op een bewegend schip zaten (basisregel: ‘Eén hand voor jezelf, één voor het schip’). In zo’n geval controleerde ik de schade (‘Is de trap nog heel?’), sprak ik enkele bemoedigende woorden (‘Geloof me, dit zullen niet je laatste blauwe plekken zijn deze reis’) en ging ik over op de orde van de dag (printen, inventariseren en musicals meezingen). Mijn streven was om alle toetsenoverzichten klaar te hebben voor de eerste (on)officiële bestemming. Tegen die tijd waren de meeste leerlingen en collega’s namelijk voldoende ingeslingerd en kon ik mooi aanhaken. Dan kon School at Sea ook voor mij écht beginnen…

 

Pascal (docent en onderwijscoördinator ’15-’20)