Het is 03:00 uur ’s nachts en de wacht van drie tot zes komt aan dek. Standaard zijn dezelfde mensen nog net op tijd, waardoor er door de afgaande wacht wat gemord wordt. Zij moeten tenslotte langer blijven staan als ze wel te laat zijn.
Om 03:00 uur precies staan er twee leerlingen van de twaalf tot drie wacht aan de kaartentafel het logboek in te vullen. Er wordt naar de wind gekeken, de koers wordt aan de roerganger gevraagd, daarna worden de lengte- en breedtegraden van de GPS afgelezen. En terwijl zij de positie in de kaart zetten en nog eens controleren of deze klopt, wordt buiten de wacht overgedragen als een gesmeerde machine. Je zou niet zeggen dat deze groep nog maar twee weken onderweg is. Een nieuwe roerganger dient zich aan, er wordt al dan niet democratisch een nieuwe wachtleider gekozen en de bijzonderheden van de voorgaande wacht worden verteld.
Ik bedank de afgaande wacht voor hun inzet en kijk bij het heldere maanlicht de nieuwe wacht eens goed aan. En glimlach. Ze weten al wat hen te wachten staat… de wind is toegenomen en zij zijn ervan overtuigd dat het altijd hun wacht is die deze pech of het geluk heeft, dat er in hun wacht steeds zeil bij of af moet…
In dit geval dus zeil erbij… ‘nou jongens en meisjes, binnen, buiten en fok,’ zeg ik. Ze lachten, een echte schaterlach. ‘Zie je nou wel!’ roept er eentje en weg denderen ze, de trap af en naar het voordek.
Het vinden van de lijnen duurt soms nog wat lang, maar het enthousiasme is er zeker! Binnen tien minuten staat de fok en binnen twintig minuten ook de binnen- en de buitenkluiver. Het dek wordt opgeruimd en daarmee is het eerste uur van de wacht alweer voorbij. De tijd vliegt in de nacht, er is altijd iets te doen en zo niet, dan is er altijd nog een sterk verhaal om te delen, een goed zeemanschap-lesje te leren of een salon om schoon te maken. Eigenlijk boft deze wacht maar, want voor ze het weten is het 06:00 uur en kunnen ze lekker hun bedje nog even in.
En dan is het middag. Ik zit al twee uur tegen een magische grens van ‘bijna te langzaam’ en ‘niet meer op koers’ te vechten. De wind is aan het draaien en het zeil zal er weer af moeten. De drie tot zes wacht komt weer op. ‘En nog niet.’ Ze zuchten en hebben het er nog eens over dat het altijd hun wacht is. Dus gooi ik erachteraan: ‘Geniet eerst maar even van het zeilen, dan halen we het over tien minuten weg.’
Een uur later zijn alle zeilen naar beneden, is het dek netjes, zijn de kluivers weer ingepakt, wordt de roerganger geholpen met sturen en staat er een zacht muziekje op. Deze wacht heeft het echt zo slecht nog niet.
JET (stuurman)