De dag begon goed. We lagen voor het prachtige St. Lucia met haar wilde groene bergen, dobberend op het prachtige diepblauwe water. Iedereen zat te zweten voor school. Misschien niet omdat we zo druk bezig waren, iedereen was tamelijk moe, maar omdat het onuitstaanbaar warm was. Bijna alle crew was van boord en we aten rustig lunch met restjes van tapenade en hummus. Het was de eerste keer dat we tropenrooster hadden dus iedereen lag meteen in het water ondanks de kwallen die we niet zagen maar helaas wel voelden. Van Sam moesten we daarna verplicht rusten, iedereen vond een plekje ergens op het schip en ging slapen in hangmatten of lezen en sommigen gingen wel door met school. Ons uitzicht gedurende het studeren was de kleinste van de twee zogeheten ‘pitons’ waar men op St. Lucia om bekend staat.
St. Lucia is net zoals de Kaap Verden, Tenerife, Dominica en Porto Santo een eiland dat is ontstaan door vulkanische activiteit. Tenerife, Porto Santo, en de Kaapverden (en de Azoren, waar we op de terugweg langs zullen komen) waren allemaal hotspotvulkanen — waar magma onder de aardkorst heter is en zich langzaam naar boven werkt — maar de Kleine Antillen (de Grote Antillen trouwens ook) komen door opwellende magmastromen, omdat op die plaats de Caribische plaat en de Zuid-Amerikaanse plaat langs elkaar bewegen, wat voor vulkanische activiteit zorgt. Het eiland heeft veel van dezelfde kenmerken die we op de andere eilanden ook zijn tegengekomen: zwavelbergen, heetwaterbronnen en pitons. Dominica is ooit uitgebarsten, wat betekent dat een deel van de grond eigenlijk gekoeld magma is. St. Lucia is ook kleinschalig uitgebarsten, maar de pitons niet. De pitons en de steile kliffen zijn alleen maar opgedrukte zeebodem door de spanning tussen de twee tektonische platen waardoor de aardkorst zwakker is. Men is er zo trots op dat ze tot Werelderfgoed zijn benoemd en op de nationale vlag staan. En ik moet stiekem bekennen: de locals op St. Lucia hebben best wel een beetje gelijk…
Anna