Laatst lag iedereen heerlijk te slapen. Het schip ging rustig heen en weer en de wacht liep wacht. Maar toen werd de nachtrust verstoord. Van iedereen.
Het was drie uur ’s nachts en de wacht kwam naar beneden: “Wakker worden! IEDEREEN wakker worden!” Ik lag in bed en ik dacht “hoezo moet iedereen wakker worden?” Meestal als er een zeil gehesen moet worden, worden er één of twee kamers wakker gemaakt. Maar goed, ik spring in mijn korte broek (met nadruk op korte) en loop in mijn T-shirtje naar boven.
Een en al chaos.
Niemand wist wat er aan de hand was, maar we moesten allemaal naar buiten toe. Daar was de chaos nog erger: alle stuurmannen en leerlingen liepen hier en daar over het dek, de breefok klapperde als een gek en Martin stond op het achterdek te roepen. Wat bleek: de hals van de breefok was geknapt en door de harde wind kreeg de wacht de breefok niet weggetrokken. Met z’n allen hangend aan de geilijnen en gordingen stonden we daar. Nat van het zoute zeewater en koud van de harde wind.
Uiteindelijk, toen de breefok was weggetrokken, mochten we weer naar binnen. Maar konden we gaan slapen? Met z’n dertigen zaten we in de salon, wachtend op een seintje van iets of iemand zodat we naar bed konden gaan. Toen we daar uiteindelijk een kwartier hadden gezeten, zei de eerste: “Ik ga naar bed toe hoor.” En tsja, als één schaap over de dam is, volgen er meer.
Toen viel Folkert nog van de trap waardoor de scheepsarts gehaald moest worden en niemand de trap af kon lopen, want Folkert lag daar nog. Gelukkig had hij niets gebroken en konden we weer gaan slapen. Na een uurtje was de rust wedergekeerd en lag iedereen weer lekker te slapen.
Het heeft toch wel iets hoor, die nachtelijke avonturen.
MAARTJE